28 dec Vijf opvallende conclusies na de eerste dertien #onderwijsvragen
In november sprak ik tijdens ‘Reinvent Education’, een initiatief van Live on Demand, over het waarom en waartoe van onderwijs en deelde ik vijf opvallende conclusies na ons onderzoek naar de eerste dertien #onderwijsvragen. Hieronder vind je mijn presentatie in beeld en tekst.
Ook in de studio bij BNR Nieuwsradio blikte ik terug op de eerste onderzoeken van het afgelopen jaar.
De podcast vind je hier.
Het doel van onderwijs
Ja, wat is eigenlijk het doel van onderwijs? Waartoe leiden we op als we steeds langer leven in een samenleving die steeds sneller verandert? Ik zal jullie vragen op zoek te gaan naar je eigen antwoord, maar geef je alvast twee opties.
Optie één: het doel van onderwijs is het behalen van een zo hoog mogelijk diploma zodat je economisch zo rendabel mogelijk inzetbaar bent en we zo hoog mogelijk op de ranglijsten eindigen.
Optie twee: het doel van onderwijs is het ontketenen van ieders oneindig en unieke potentieel en leren hoe je dit een leven lang waardevol kunt inzetten voor een voortdurend vredige, gelukkige, gezonde en duurzame samenleving.
Wiens persoonlijke antwoord ligt dicht bij optie één? En wiens persoonlijke antwoord ligt dicht bij optie twee? Wie echter, is het eens met optie twee, maar handelt stiekem naar optie één?
Ontkoppeling
Ik merk overal, op alle niveaus in de samenleving, een gigantische ontkoppeling en ik denk dat het ons allemaal heel duidelijk is geworden toen we wakker werden op de ochtend van 9 november, na de verkiezing van Donald Trump als nieuwe president van de Verenigde Staten. We zien sindsdien overal een grote ontkoppeling tussen bevolkingsgroepen, maar die ontkoppeling zit ook in mensen, in onszelf.
We weten allemaal wel wat het goede is. We voelen, we vinden en weten inmiddels veel over wat het goede is waar het de ontwikkeling van mensen betreft. Er zit echter een groot gat tussen weten, vinden, voelen en ons handelen. Dat kan heel erg ontmoedigend werken. En ontmoedigde mensen zie ik overal. Het interessante is dat ik laatst leerde dat wanneer kinderen – mensen – ontmoedigd raken, ze pijn hebben en bepaald gedrag gaan vertonen. Ik vond dit heel treffend. Als kinderen, kleine en ‘grote’ kinderen, ontmoedigd raken kunnen ze op een zeurende, dreinende manier aandacht vragen. Wat ze eigenlijk zeggen is: ‘Zie me! Betrek me op een zinvolle manier’. Als mensen ontmoedigd raken gaan ze soms machtsspelletjes spelen. ‘Ik trek die jurk niet aan!’ Wat ze eigenlijk zeggen is: ‘Laat me helpen, geef me invloed’. Wat ontmoedigde mensen ook kunnen doen, is wraak nemen. ‘Ik ga precies datgene terug doen bij mijn broertje wat hij bij mij had gedaan.’ Wat ze eigenlijk zeggen is: ‘Ik heb pijn, erken mijn gevoelens.’ En wat mensen ook wel doen, is opgeven, faalangst, ‘laat maar’. Wat ze eigenlijk zeggen: ‘Laat me niet aan mijn lot over, toon me een eerste stap.’
Dat gedrag is slechts een topje van de ijsberg en wat de echte boodschap daaronder is: ‘Ik wil er gewoon bij horen, ik wil ertoe doen.’ Ik denk dat dit de basis is van wat we allemaal voelen en wat we denk ik ook moeten erkennen.
‘Reinvent education’
Goed, we willen dus in beweging komen. ‘Reinvent education’. Ik ben nu vier jaar bezig met onderwijs, dag en nacht bijna, en wat me is opgevallen, is dat er heel veel gaande is in het wat en het hoe van onderwijs. Ontzettend veel nieuwe concepten, nieuwe programma’s, nieuwe scholen, docenten die dingen anders doen, overal ‘personalized, adaptive, gamified, learning platforms’. Dat is geweldig, alleen ik heb het gevoel dat we een nieuwe wereld bouwen op onze oude fundamenten. We moeten eerst een paar stappen doorlopen voordat we het over het wat en het hoe kunnen hebben. We moeten eerst een paar stappen terug, ons eerst afvragen: ‘Waarom doen we de dingen zoals we ze doen?’ Deze fase noem ik ‘bevragend bewust worden’. En vervolgens de vraag ‘waartoe’ stellen, als we los zijn gekomen van de gewoonte. Die fase noem ik ‘ideëel ontwerpen’. Ik neem jullie mee langs die twee eerste stappen.
Het ‘goede’
Wat ik heel vaak hoor: ‘Ja, Claire, het is fantastisch wat je ons vertelt, maar laten we niet meteen alles op z’n kop gooien, laten we vooral het goede behouden’, ‘laten we het kind niet met het badwater weggooien’ en ‘je experimenteert niet met kinderen, dat doen we nou eenmaal niet.’ Al deze uitspraken impliceren dat er ontzettend goed is nagedacht over het huidige systeem, dat wij heel goed weten wat het goede is en dat we daar ook naar handelen. Dat ben ik gaan onderzoeken. Want interessant genoeg, als we ons een beeld vormen van een leeromgeving, van een school, dan zien we eigenlijk altijd wel eenzelfde beeld van een klas vol kinderen, een leerkracht voor de klas en een schoolbord op de achtergrond. Maar, waarom doen we het eigenlijk zó? Heb je jezelf die vraag wel eens gesteld? Waarom hebben we eigenlijk lange zomervakanties? Waarom een centraal eindexamen? Waarom klaslokalen? Waarom 10-minutengesprekken? Waarom duren lessen 50 minuten? Waarom moeten leerlingen stilzitten? Waarom moeten de leerlingen netjes aan elkaar leren schrijven in het zogenoemde verbonden schrift? Waarom is er een splitsing tussen basis en voortgezet onderwijs? Waarom geven we cijfers? Waarom huiswerk? Waarom kunnen leerlingen eigenlijk blijven zitten? Waarom start school om 8.30 uur? Waarom zijn scholen ingedeeld naar geloofsovertuiging? Waarom is er een gemiddelde? Waarom worden leerlingen ingedeeld in hoger versus lager? Waarom is er standaardisatie? Waarom, waarom, waarom?
#Onderwijsvragen
Onder de titel #onderwijsvragen zijn we binnen Operation Education heel systematisch het systeem aan het bevragen op al deze gewoontes. En dat doen we volgens een vast format. Allereerst onderzoeken we altijd de historie. Hoe is het zo gekomen? Heel interessant om daar achter te komen, want het hangt soms van toevalligheden aan elkaar of het is uit praktische overweging ontstaan. Vervolgens onderzochten we de voordelen en de nadelen. We zochten naar wetenschappelijke onderbouwing van de voor en de nadelen. Ik zal straks vertellen wat onze conclusies zijn. En tenslotte bekeken we de alternatieven. Dit doen we middels een tweewekelijkse serie op BNR Nieuwsradio. De vragen die ik net voorlas, dat zijn de vragen die we al hebben behandeld en de komende weken zullen onderzoeken. Je kunt al de dossiers teruglezen en terugluisteren, maar ik wil graag met jullie een aantal conclusies delen die ik zelf in ieder geval bijzonder opvallend vind.
Conclusies
De eerste conclusie is dat er geen of nauwelijks bewijs blijkt te zijn dat de status quo in het onderwijs het goede is. Ik heb echt gezocht. Samen met het team van Operation Education heb ik echt gezocht en we hebben veel invloedrijke onderwijswetenschappers gevraagd. Er wordt wel veel onderwijsonderzoek gedaan, maar het is niet zo dat we daarmee kunnen zeggen dat wat we doen ook het goede is. Ook niet als jouw antwoord op de vraag naar het doel van onderwijs dichtbij optie één lag. Opvallend.
Sterker nog, in sommige gevallen is er zelfs heel veel onderbouwing dat zegt dat de status quo juist schadelijk is. Een verrassende tweede conclusie. Bijvoorbeeld bij de vraag waarom kinderen kunnen blijven zitten. Maar liefst 45% van alle leerlingen die ooit aan het eind van de middelbare school een diploma hebben gehaald – en dan laten we de kinderen die eerder zijn uitgevallen nog buiten beschouwing – heeft ooit met zittenblijven te maken gehad. 9% heeft zelfs twee jaar of meer vertraging opgelopen. Al het onderzoek, en er is veel onderzoek naar gedaan, zegt dat zittenblijven op de lange termijn zinloos is en daarnaast heel erg duur is. Het kost de samenleving volgens de opgave van het CPB maar liefst 500 miljoen euro directe kosten per jaar! Opvallend.
Een derde conclusie is dat er ook een aantal onderwijsgewoontes zijn die blijken bij te dragen aan het vergroten van de ongelijkheid. Ik noem bijvoorbeeld zomervakanties, ingesteld vanwege het landbouwverlof. Lange zomervakanties veroorzaken een zomerdip – in het Engels de ‘summer learning loss’ – een verlies van leeropbrengsten gedurende die lange zomervakantie. En die zomerdip is extra groot bij kinderen met een lage sociaaleconomische status. Oftewel die lange zomervakanties dragen bij aan het vergroten van de ongelijkheid. En als we kijken naar huiswerk en centrale eindexamens dan zien we steeds meer commerciële instituten die leerlingen helpen bij het maken van huiswerk en bij de voorbereiding van goede scores op het eindexamen. De diensten van de commerciële instituten worden soms zelfs standaard aangeboden door scholen. Maar die extra ondersteuning is duur en niet iedereen kan zich dat veroorloven. Waarom doen we dat?
Het ontstaan van het systeem
Een vierde conclusie is iets wat jullie wellicht allemaal wel herkennen. Iets wat iedereen overal, op zowel nieuwe als oude scholen zal herkennen en erkennen, is dat het systeem zo verschrikkelijk moeilijk uit ons te krijgen is. We zijn er zo aan gewend. En ook wij in ons team betrappen onszelf er regelmatig op. Het zit gewoon in ons systeem. Ik wil jullie een paar dingen aanreiken die ik recent heb geleerd en die voor mij een soort puzzelstukjes waren waardoor ik nu beter begrijp hoe het zo gekomen is. En misschien helpt het jullie ook om een beetje los te kunnen komen van het systeem. Het betreft drie heel belangrijk gewoontes die overal in ons onderwijs en in ons werken zijn ingeslopen en die terug te voeren zijn op de ideeën van drie mensen.
Waarom een gemiddelde?
De eerste gaat over de vraag: Waarom hebben we eigenlijk een gemiddelde? Dat hebben we te danken aan meneer Adolphe Quetelet, een Belgisch industrieel die het principe van de gemiddelde mens introduceerde. Hij gooide allerlei meetresultaten op één hoop, deelde dat dan door het aantal metingen en zo ontstond de ideale mens. De gemiddelde mens was het ideale godsbeeld.
Wat we allemaal wel herkennen is de normaalverdeling. De normaalverdeling beschrijft datgene wat normaal is, het kent een gemiddelde en een standaarddeviatie, oftewel de ‘standaard-afwijking’. En we herkennen ook allemaal dat wanneer je binnen het gemiddelde, binnen de norm valt, het allemaal goed is en dat je het lastig hebt wanneer je daarbuiten valt. De denkfout die we daarbij maken is dat we uit kunnen gaan van een gemiddeld kind. Maar wat keer op keer uit onderzoek blijkt, en wat we allemaal weten, is dat de gemiddelde mens niet bestaat. Niemand is op alle aspecten gemiddeld. Misschien kun je een gemiddeld kind zijn waar het gaat om rekenen, maar ben je misschien een heel ander kind waar het gaat om je sociale ontwikkeling, je leiderschapscapaciteiten, of waar het gaat om samenwerken. Niemand is op alle aspecten gemiddeld.
Waarom hoger versus lager?
De tweede persoon, Sir Francis Galton, heeft voortgebouwd op het werk van meneer Quetelet. Hij zei: ‘Hé wacht even, Quetelet zegt dat het gemiddelde een godsbeeld is. Nee, nee, nee. Dat gemiddelde, dat is ‘mediocracy’, dat moeten we niet hebben. Nee, het is fijn dat we een verdeling hebben, dan kunnen we namelijk kijken naar de groepen die hoger scoren en groepen die lager scoren.’ Hij wilde zo de capaciteiten van mensen die hoger scoren verder ontwikkelen. De mensen met een lage score, zo zei hij vrij letterlijk, die zijn de moeite niet waard…
Wat we doen op dit moment, en dat is ver doorgevoerd in al onze systemen, is het volledige spectrum van wat en wie je bent als mens, en waar je als docent zo je best voor doet dat tot zijn recht te laten komen, op een zeker moment reduceren tot één punt op een lijn. En de positie van het punt op de lijn, bepaalt waar je bent ingedeeld. Of je hoger of lager bent ingedeeld. Wat we eigenlijk tegen mensen zeggen is: je bent superieur of inferieur.
Denk je eens in wat er gebeurt als je als mens altijd onderaan die lijstjes bungelt en je krijgt je leven lang te horen: ‘Sorry hoor, tja, het zit er niet in, je werkhouding is niet goed, het komt er niet uit. Je voldoet eigenlijk gewoon niet.’ Wat doet dat met een mens? En aan de andere kant zeggen we tegen mensen: ‘Jij bent echt goed hoor, echt goed. Jij gaat door, jij komt er wel.’ Wat doet het met mensen als ze continu te horen krijgen dat ze ‘superieur’ zijn? Kunnen we misschien een parallel trekken met dat wat er op dit moment de samenleving gebeurt? Mensen die altijd te horen kregen dat ze ‘inferieur’ zijn, dat ze niet voldoen aan de norm en ook de mensen die altijd te horen kregen dat ze ‘superieur’ zijn en dat ineens, door de ontwikkelingen in de samenleving niet meer zijn? Maar daarbovenop – denken we werkelijk dat mensen met een ‘hogere’ opleiding, een ‘hogere’ status en ‘hogere’ banen waardevoller zijn voor de samenleving dan mensen met een ‘lagere’ opleiding of een ‘lagere’ baan? Nee toch? Maar waarom doen we het dan nog zo?
Diversiteit
Ik ben ook op zoek gegaan naar wat dan wel ‘de waarheid’ is – naar wat wél werkt – en ik kwam heel veel onderzoek tegen in mijn zoektocht. Wat me in dit thema het meest heeft geraakt is het onderzoek van Ricardo Haussmann. Hij heeft een ‘economic complexity index’ ontwikkeld en hij heeft heel veel verschillende factoren bestudeerd die van invloed zouden kunnen zijn op economisch succes. En elke keer komt hij weer terug op dezelfde vier factoren, namelijk dat alles draait om de mate van diversiteit, uniciteit, complexiteit en nabijheid van economische activiteit. Uniciteit is hoe uniek je bent, de complexiteit is hoe moeilijk het is om dat na te bootsen. Hoe meer verschillende industrieën je hebt in een land of stad of regio en hoe moeilijker het is om het na te bootsen, hoe sterker de economie.
Dit werkt ook in de natuur. We weten al heel lang: hoe diverser het ecosysteem, hoe sterker het is. En ik durf te stellen dat dit ook voor mensen geldt. Dat er echt iets is met die mate van diversiteit, uniciteit, complexiteit en nabijheid van mensen. Wat zou er gebeuren als we die factoren belangrijker zouden maken in de manier waarop we mensen opleiden?
Waarom standaardisatie?
En dan nog de vraag: ‘Waarom hebben we te maken met standaardisatie?’ Dat hebben we te danken aan meneer Taylor. Hij heeft eigenlijk onze systemen gecreëerd, systemen als het hiërarchische organigram, die je misschien herkent als de telefoonboom van vroeger die gebruikt werd als de voetbalwedstrijd op een regenachtige zondagochtend werd geannuleerd en iedereen van ‘boven naar beneden’ werd geïnformeerd. Dit bleek heel goed te werken, maar ik zal je laten zien dat het nu niet meer werkt.
Exploreren
Dit is waar het momenteel om gaat. Als je de onderstaande grafiek van Dutch Leonard bekijkt, dan zie je op de verticale as de kans dat er veranderingen optreden in de context terwijl je bezig bent je plannen uit te voeren. Bovenin is de kans 100% en onderin 0%. Op de horizontale as vind je de dingen die voorspelbaar zijn, de zogenoemde ‘predictables’, en dan het onbekende en daar voorbij het totaal onbekende, de ‘unknown unknown’.
En Dutch Leonard toonde aan dat je in het gebied linksonder een heel andere vorm van organiseren nodig hebt dan rechtsboven. Op de situatie linksonder kun je anticiperen, daar kun je prestatie indicatoren op loslaten, daar kun je voor trainen, daar kun je budgetteren, kun je optimaliseren. Dit scenario noemt hij exploiteren en bij exploiteren past uitmuntend management.
In de situatie rechtsboven werkt dat niet, op die situatie kun je niet anticiperen, daar kun je niet voor trainen, budgetteren, enzovoort. Wat rechtsboven wel werkt, en keer op keer is aangetoond, is dat je in de eerste plaats een heel grote mate van diversiteit nodig hebt en verschillende perspectieven waarmee je naar vraagstukken kijkt. Hoe meer verschillende perspectieven, hoe groter de diversiteit, hoe beter je assessment van het vraagstuk. Vervolgens ga je met al die perspectieven exploreren, ga je experimenteren, ga je investeren in nieuwe uitvindingen, die je vervolgens gaat toepassen. Je gaat leren wat werkt en wat niet werkt, en op basis daarvan aanpassen. Een iteratief proces. Dit noemt hij exploreren en bij exploreren past meesterlijk leiderschap. En dat heeft niets te maken met de baas spelen.
Educatief leiderschap
Iedereen herkent het wel. De samenleving bevindt zich steeds meer rechtsboven en we handelen steeds meer naar de situatie linksonder. Onzekerheid neemt toe, nog meer controles, nog meer verantwoorden, nog meer ‘cover up your back’. Ook in het leren herkennen we dit helaas. De vraag is: hoe bewegen we van linksonder naar rechtsboven, hoe maken we van schoolleiders, van leerkrachten en leerlingen, van lerenden, educatief leiders?
Wat is het doel van onderwijs?
De vijfde conclusie is het goede nieuws: het kan ook anders. Het kan zelfs radicaal anders binnen het systeem. Ik vind overal voorbeelden. Maar het begint allemaal met het stellen van die ene belangrijke vraag. Waartoe dient ons onderwijs? En daarmee samenhangend, wat is jouw eigen unieke plek in dit geheel? Wat is jouw eigen doel? Wat kun je bijdragen aan het tot ontwikkeling brengen van mensen. Ik hoop dat jullie er voor jezelf een heel goed antwoord op willen geven en dat je ernaar gaat handelen. Want wij zijn het systeem. Dit systeem gaat niet over de minister of over de inspectie of over de leerplicht. Het gaat over ‘wij’. Wij die het systeem in beweging brengen. Wat heb jij nodig om jouw handelen in lijn te brengen met jouw eigen antwoord op deze vraag?