waarom kleuteronderwijs

#Onderwijsvraag 23: Waarom kleuteronderwijs?

Elke twee weken onderzoeken we op BNR, samen met luisteraars en onze volgers, een #Onderwijsvraag. Deze week bespraken we de onderwijsvraag: ‘Waarom kleuteronderwijs?’ Wil je de uitzending terugluisteren, klik dan hier voor de podcast!

Waarom kleuteronderwijs?

Waarom worden kleuters volgens een methode onderwezen? Waarom toetsen we vervolgens of ze de gewenste resultaten behalen? En waarom is er in de kinderopvang al aandacht voor taalontwikkeling? Er is een toenemende druk om de opvang en begeleiding van peuters en kleuters in te richten als opbrengstgericht en doelgericht onderwijs. Waar komt deze verschoolsing vandaan? Wat zijn de voordelen en de nadelen ervan en zijn er ook alternatieven?

– historie –

Friedrich Fröbel

Friedrich Fröbel – leerling van de pedagoog Pestalozzi, die veel waarde hechtte aan waarneming en het aanschouwingsonderwijs introduceerde – heeft in de 19e eeuw nagedacht over de wijze waarop je kon inspelen op de snelle ontwikkeling van het heel jonge kind. Hij ontwikkelde een methodische aanpak om deze jonge kinderen op basis van vrij spel te laten leren, zoals het herkennen van kleuren, het vouwen van papier en het spelen met driedimensionale objecten. Dat laatste resulteerde in de door hem ontwikkelde blokkendozen. De aanpak van Fröbel was gericht op spelen en op de lichamelijke ontwikkeling. Een plezierige leeromgeving, eigen activiteiten van kinderen en lichamelijke beweging zouden de ontwikkeling van kinderen ondersteunen en ten goede komen.

Kindergarten

Hij richtte de kleuterschool op, die hij ‘Kindergarten’ noemde, ‘een tuin voor kinderen, opdat de kleintjes maar mochten groeien als kool’. De kleuterschool werd ook wel Fröbelschool genoemd en ontstond eerst in Duitsland en later ook in Amerika. In ons land kennen we Fröbel ook van het woord ‘freubelen’ dat ‘knutselen’ betekent.

Montessori

Ook Maria Montessori richtte zich op de ontwikkeling van heel jonge kinderen. Het eerste materiaal dat ze ontwikkelde, was voor kinderen van drie, vier jaar oud. In een stimulerende omgeving zouden kinderen zich volgens haar vanzelf ontwikkelen. Geïnspireerd door haar ideeën maakten de schoolbanken aan het begin van de twintigste eeuw plaats voor de speelhoeken.

Wet op het kleuteronderwijs

We zijn ons er steeds meer van doordrongen dat de eerste levensjaren cruciaal zijn voor de ontwikkeling van het jonge kind. En ook de overheid neemt zijn verantwoordelijkheid. Dat resulteerde in een eerste ‘Wet op het kleuteronderwijs’ in 1956 waarmee het kleuteronderwijs niet langer in particuliere handen was. De overheid zorgde voor de financiering en kleuterleidsters werd verplicht een speciale opleiding te volgen.

Verschoolsing

In 1985 werd de kleuterschool vanwege de nieuwe ‘Wet op het basisonderwijs’ samengevoegd met de lagere school en ontstond zo de basisschool. Sinds de komst van de basisschool is er een verschoolsing van het kleuteronderwijs opgetreden. De leerplicht werd vervroegd van zes naar vijf jaar en er werden kerndoelen vastgesteld voor onder andere de taalontwikkeling. In 2007 wordt die ontwikkeling verder voortgezet. Het opbrengstgericht werken wordt dan het beleid vanuit de overheid. Er wordt waarde gehecht aan resultaten en excelleren wordt steeds belangrijker in het onderwijs. De nadruk komt te liggen op taal en rekenen en er moet zo vroeg mogelijk worden gestart met onderwijs om eventuele achterstanden te voorkomen. Zo blijkt ook uit de documentaire van De Monitor over de toenemende druk op kleuters.

– de voordelen –

Belangrijke uitgangspunten

Betere kansen, een ononderbroken leerweg, het opgroeien in een multiculturele samenleving en structurele aandacht voor (taal)achterstanden waren belangrijke uitgangspunten van de ‘Wet op het basisonderwijs’. Gekoppeld aan kerndoelen worden de gewenste resultaten inzichtelijk gemaakt en wordt de voortgang ervan nauwgezet gevolgd. En omdat die eerste jaren van de ontwikkeling zo cruciaal zijn, wordt dus ook al vroeg begonnen met het bewaken van de resultaten. Niet alleen de vier- tot zesjarige moeten daardoor vaak opbrengstgericht leren, ook voor jongere kinderen in de kinderopvang is sprake van vroeg- en voorschoolse educatie om eventuele achterstanden, met name op het gebied van taal, te voorkomen en om de aansluiting tussen kinderopvang en basisschool te verbeteren.

– de nadelen –

Focus op cognitieve vaardigheden

Hoe weet je dat de vastgestelde kerndoelen behaald worden? Hoe kun je dat inzichtelijk maken? Meetbaar maken? Veelal vertaalt zich dat in het klassikaal lesgeven volgens standaard lesmethodes. Lesmethodes die garanderen dat aan de gestelde kerndoelen wordt voldaan en die worden afgesloten met een toets. Ook al voor kleuters. Die onderwijsprogramma’s zijn gericht op cognitieve vaardigheden als taal en rekenen. Dat resultaten daarvan kun je vrij snel meten en met directe instructie kan dat ook – op korte termijn – succesvol zijn, maar het gaat ten koste van de tijd die kan worden besteed aan de oefening van executieve vaardigheden en het vrije spel. Zoals Eugénie de Bresser aangeeft: ‘Voorwaarde voor leren bij peuters en kleuters is dat het ‘spelgestuurd’ moet zijn: met een positieve emotie, met eigen aanpassingsmogelijkheden en vooral met plezier. Dat moet je niet verstoren met toetsen of een druk op resultaten.’

Spelend leren

De overheid wil de verschoolsing van het kleuteronderwijs inmiddels terugdringen en meer ruimte maken voor spelend leren zonder dat het een professionele, ontwikkelingsgerichte aanpak in de weg zit. Alles wat de kleuters aan rekenen, lezen en schrijven tegengekomen, kan zo beter beklijven bij de kinderen, omdat het verbonden is aan interessante thema’s en spelactiviteiten. Maar nog altijd ligt daarbij de focus op het voorkomen van achterstanden, op het leren van vooral cognitieve vaardigheden. Nog altijd is er sprake van een programmatische aanpak, weliswaar spelenderwijs, maar wel doelgericht. En dat gaat ten koste van de creativiteit, het maakt kinderen minder sociaal en minder initiatiefrijk. Daarnaast wordt al snel verschil gemaakt tussen kinderen die het snappen en kinderen die het nog niet snappen, wat hun faalangst voedt. Het veroorzaakt een ‘fixed mindset’, het geloof dat je bepaalde dingen nu eenmaal goed kunt en andere juist niet, terwijl de ontwikkeling van de kleuter nog zoveel potentie heeft.

Ontwikkelingsfase

De focus op cognitieve vaardigheden bij peuters en kleuters is ook nog weinig zinvol omdat de kinderen op deze leeftijd nog niet ‘rijp’ zijn voor schoolse activiteiten. Het kleuterbrein is nog niet af, de verbindingen in hun hersenen zijn nog niet aangelegd waardoor de kennis die ze opdoen niet beklijft, of in elk geval maar even. Als er dan toch effect is van voor- en vroegschoolse activiteiten, dan is dat vooral op korte termijn. Een recente analyse van vijftien jaar onderzoek naar de resultaten toont aan dat er in groep 3 nauwelijks effecten en soms zelfs negatieve effecten zijn waar te nemen op het gebied van taal- en rekenvaardigheden, werkhouding, sociaal gedrag en welbevinden. Zoals orthopedagoog Sieneke Goorhuis – Brouwer het omschrijft: ‘Pas als het kind de hardware heeft opgebouwd, kan de installatie van software beginnen.’

– alternatieven –

Lerend spelen

Laat kinderen in die vroege ontwikkelingsfase dus vooral vrij spelen en schep daar de juiste voorwaarden voor. Richt je op spelontwikkeling waarbij alle spelvormen aan bod komen, zoals functie- of bewegingsspel, verkenningsspel, imitatiespel en fantasiespel. Zo kunnen kinderen de competenties die ze hebben ten aanzien van taal, denken, motorische ontwikkeling en sociaal-emotionele ontwikkeling maximaal ontplooien. Vaardigheden die later in allerlei situaties nodig zijn.

Onderzoekend spel

Een recent knikkeronderzoek laat zien dat kleuters al in staat zijn wetenschappelijk onderzoek uit te voeren. Ze zijn niet alleen geïnteresseerd in wetenschap en technologie, ze hebben ook voldoende kennis om de wereld om hen heen te te onderzoeken. Belangrijk is dat leerkrachten zich daar bewust van zijn en kinderen de ruimte geven om te experimenteren en onderzoekend spel te stimuleren. Dat helpt om de aandacht te richten en om het spel te structureren.

waarom kleuteronderwijs

Vrije School

Het leerplan van de vrijeschool begeleidt als ‘een organisch ondersteunend bouwwerk de stappen die een kind zet in zijn groei naar volwassenheid’. In de eerste zeven levensjaren ligt daarbij het accent ligt op de lichamelijke ontwikkeling zodat het jonge kind zich steeds beter thuis voelt in zijn eigen lichaam. Dat vraagt om een ‘harmonische omgeving waarin het kind spelend vanuit zijn lichamelijke activiteit de wereld verkent’. Zo oefent het en leert het zich in de ruimte te oriënteren. Belangrijke aspecten zijn het vaste ritmen in het verloop van de dag, een vertrouwde omgeving die tot activiteit uitnodigt en die de betovering der dingen heel laat.

Fasenonderwijs

Omdat de overgang naar groep 3 groot kan zijn, vloeien de groepen op de Klimroos in Utrecht geleidelijk in elkaar over. Kinderen uit de kleutergroepen krijgen les samen met kinderen uit groep 3 en kunnen er zo langzaam aan wennen. De Klimroos kent geen indeling in acht jaargroepen, maar in zestien fasen van een half jaar. Kinderen kunnen daar in september én februari overgaan naar een volgende fase, net wanneer dat het beste past bij de ontwikkeling van het kind.

Integraal kindcentrum

Bij Laterna Magica gaan ze ervan uit dat kinderen zich vanaf hun geboorte ontwikkelen door te spelen en te onderzoeken en dat kinderen keuzes maken op basis van interesses en voorkeuren. Niet de groep of de leeftijd bepaalt wat een kind leert, maar de eigen ontwikkeling. Laterna Magica is een integraal kindcentrum waar leerlingen terecht kunnen van 0 tot 13 jaar. Er is geen scheiding tussen kinderopvang en school waarbij spel en vrije ruimte uitgangspunt zijn. ‘Mijn droom was om een plek te creëren waar kinderen leren door onderzoekend bezig te zijn, waar ze kunnen ontdekken waar ze goed in zijn en waar ze nieuwsgierig mogen zijn’, vertelt directeur Annette van Valkengoed.

Tot slot

Deze onderwijsvraag is tot stand gekomen dankzij de waardevolle input, inzichten en bijdragen van Tijs van Ruiten van het Onderwijsmuseum, Sieneke Goorhuis-Brouwer en Annette van Valkengoed, directeur van Laterna Magica, die samen met ons in de uitzending was.

Heb je nog aanvullingen, nieuwe inzichten of (vooral) wetenschappelijk onderzoek of harde data die bovenstaande argumenten verder onderbouwen of juist verwerpen? We horen het graag!
Heb je zelf een onderwijsvraag of wil je mee discussiëren over de Onderwijsvragen? Gebruik de hashtags #onderwijsvraag of #onderwijsvragen op sociale media!