#Onderwijsvraag 11: Waarom zittenblijven?

Elke twee weken onderzoeken we op BNR, samen met luisteraars en onze volgers, een #Onderwijsvraag.  Deze week bespraken we de vraag ‘Waarom kunnen leerlingen blijven zitten?’ Hieronder vind je een eerste verkenning van de historie, de voordelen, nadelen en alternatieven.

Wil je de uitzending terugluisteren, klik dan hier voor de podcast!

 

 

waarom zittenblijven

Waarom kunnen leerlingen blijven zitten?

Zittenblijven kent volgens heel veel onderzoek op de lange termijn alleen maar nadelen en kost de samenleving maar liefst 500 miljoen euro per jaar. Toch krijgt maar liefst 45% van alle leerlingen er in de schoolloopbaan mee te maken. Hoe is het mogelijk… Een bijzonder intrigerende onderwijsvraag!

De oorsprong van zittenblijven

Zittenblijven dateert uit het begin van de 19e eeuw en is het directe gevolg van het jaarklassensysteem dat in die tijd werd ingevoerd. Leerlingen van dezelfde leeftijd doorliepen allemaal hetzelfde vooraf vastgestelde jaarprogramma. Degenen die dat jaarprogramma niet haalden, of het gewenste niveau niet bereikten, bleven zitten en deden het jaar over. Toch was het niet voor alle scholen vanzelfsprekend. In het vernieuwingsonderwijs, zoals bijvoorbeeld de Montessorischolen en dan met name de basisscholen, kennen ze zittenblijven niet. Wel was het dan zo dat sommige kinderen pas later van de basisschool naar het voortgezet onderwijs overgingen.

Al snel was er ook discussie over het effect van zittenblijven op de leerling. Er was een stroming die zich zorgen maakte over de motivatie van leerlingen. Ze moesten immers alle lesstof een heel jaar lang herhalen. Een andere stroming zag juist de positieve kant. Zo was de leerling bijvoorbeeld de oudste van de groep en kon hij een leiderschapsrol op zich nemen.

Daarnaast ontstond er in de jaren ‘50 de discussie over de kosten van zittenblijven, voor zowel het onderwijs als de maatschappij. In die tijd was er sprake van een kostenpost van 150 miljoen gulden per jaar.

Professor Idenburg geeft in zijn ‘Schets van het Nederlandse Schoolwezen’ in de jaren ‘60 een analyse van de factoren die ons onderwijs vormgeven zoals centralisatie, verscheidenheid en ongelijkheid. Hij benadrukte dat het onderwijs als één geheel moest worden bestudeerd en bestuurd: destijds een noviteit. In dit boek draagt professor Idenburg ook een oplossing aan voor het zittenblijven. Hij pleitte voor een meer individueel onderwijs dat afgestemd is op de eigen en unieke ontwikkeling van de leerling.

Uitgaan van het individu

Johannes Visser schreef in zijn artikel op de Correspondent al over het effect van individueel onderwijs op zittenblijven en verwees daarbij naar onderzoek van Juchtmans en Vandenbroucke dat ook in een artikel van NIVOZ wordt besproken. ‘In veel landen om ons heen wordt van de individuele leerling uitgegaan. Leraren denken er niet in termen van maatstaven en leerachterstanden, maar gaan door middel van individuele handelingsplannen na wat de geboekte leerwinst in een periode is. Het gevolg hiervan is, zo stellen Juchtmans en Vandenbroucke, dat leraren zich verantwoordelijker voelen voor het leren van hun leerlingen en hun eigen aanpak aanpassen wanneer blijkt dat een leerling te weinig leert.’

Binnen ons onderwijs zijn vastgestelde overgangsnormen en eisen aan een centraal eindexamen ook nu nog doorslaggevend. Leerkrachten en directies leggen daarbij de verantwoordelijkheid voor zittenblijven bij de leerling en zijn er veelal van overtuigd dat zittenblijven verder falen kan voorkomen, dat het niet nadelig is voor het zelfbeeld van de leerling en dat het de populariteit van de leerling niet aantast.

Pieken

Opvallend is dat maar liefst 45% van alle geslaagde leerlingen minimaal éénmaal in de schoolloopbaan is blijven zitten; van de havisten is dat zelfs 52%. 9% van alle geslaagden is zelfs twee of meer jaar vertraagd! Schoolverlaters zonder diploma zijn hierin nog niet eens meegerekend.

Tweederde van het zittenblijven gebeurt op de middelbare school. Het percentage zittenblijvers piekt aan het begin van de basisschool en in het voorexamenjaar, zo staat in het rapport van het CPB. Waar het op de basisschool vooral het extra kleuterjaar betreft van de zogenaamde ‘herfstkinderen’, heeft het in het voorexamenjaar vooral te maken met extra instructie, het feit dat oud klasgenoten dan nog op school zijn en ervaren scholen externe prikkels om hoge slagingspercentages bekend te maken.

In een onderwijssysteem met weinig differentiatie van de lesstof en een strenge normering blijven leerlingen vaker zitten dan in een onderwijssysteem met veel differentiatie en minder strenge tussen- en eindtoetsen. In Nederland blijven leerlingen daardoor vaker zitten dan in andere landen.

waarom zittenblijven

Wat zijn de voordelen?

Uit een onderzoek onder jongeren van EenVandaag blijkt dat het merendeel het zittenblijven achteraf als positief ervaart. Het was goed voor hun zelfvertrouwen, ze haalden hogere cijfers en waren beter voorbereid op examens. En ook de leerlingen van Johannes Visser geven aan dat het rust geeft, een betere basis oplevert en dat je minder hard hoeft te leren.

Volgens het CPB zijn het vooral de leerwinsten voor jonge kinderen in het basisonderwijs. In het voortgezet onderwijs wordt zittenblijven gezien als een manier om het onderwijsniveau op peil te houden.

Toch zijn de positieve effecten van zittenblijven vooral zichtbaar en merkbaar op korte termijn. Met name voor de leerlingen in het basisonderwijs geldt dat, zo vertelt Hans Luyten, onderzoeker aan de TU Twente, in een artikel in Trouw: ‘Een kind dat een groep voor de tweede keer doet, presteert dat jaar beter. Maar als je de leerling langer volgt, bungelt hij gewoon weer onderaan qua leerprestaties. Eigenlijk is de afstand met leeftijdsgenoten alleen maar groter geworden.’

Wat zijn de nadelen?

Een veel terugkomend nadelig effect van zittenblijven, dat ook al in de vorige eeuw werd aangekaart, is het feit dat leerlingen het gehele jaar opnieuw hetzelfde programma volgen. Je moet alles overdoen, ook de vakken waar je wel een voldoende voor had. Je krijgt dezelfde lessen, hetzelfde huiswerk, dezelfde toetsen. De negatieve effecten, zo schrijft de Inspectie van het Onderwijs in 2012, wordt toegeschreven aan het feit dat zittenblijvers geen specifieke hulp krijgen, maar een algemeen programma herhalen dat de eerste keer al onvoldoende werkte. De helft van de leerlingen die ondervraagd zijn voor het onderzoek van EenVandaag gaf aan dat het zittenblijven voorkomen had kunnen worden als ze meer begeleiding vanuit school hadden gekregen. Ze werden tijdig op de hoogte gebracht van de slechte resultaten, maar de begeleiding vanuit school om de resultaten te verbeteren liet te wensen over.

Grotere ongelijkheid tussen kansarm en kansrijk

En hoewel de meerderheid in het onderzoek van EenVandaag aangaf het zittenblijven niet als nadelig te zien, gaf toch een kwart aan daardoor gedemotiveerd te zijn. In ander onderzoek komt ook naar voren dat zittenblijven gevolgen heeft voor de interesse en motivatie van de leerling. Zo worden bijvoorbeeld ook de sociaal-emotionele en relationele aspecten genoemd, waaronder het gevaar voor uitsluiting en pesten. Ook is er een groep leerlingen te identificeren die extra ondersteuning kan gebruiken, namelijk leerlingen met een niet-westerse achtergrond en leerlingen met laagopgeleide ouders. Zij lopen een groter risico te blijven zitten.

Lange termijn effecten

Als we naar de langere termijn effecten van zittenblijven kijken, blijkt, zoals ook hierboven al is aangegeven, dat de leerwinst op de basisschool na een aantal jaren afneemt. In het voortgezet onderwijs zien we dat zittenblijvers een hogere kans hebben om van school te wisselen en dat ze vaker het onderwijs zonder diploma verlaten. En, de kans dat een leerling zijn diploma haalt op het niveau waarop hij blijft zitten, ligt in Nederland rond de 50 procent. ‘De helft (!) van de leerlingen stroomt in Nederland dus ook na een jaar zittenblijven later in zijn schoolloopbaan alsnog af.’, schrijft Johannes Visser in zijn artikel over zittenblijven.

Kosten van zittenblijven

Eerder gaven we al aan dat in ons land, vergeleken met landen om ons heen, het percentage zittenblijvers hoger ligt. Nederland is zelfs koploper. De focus op het jaarklassensysteem, vooraf bepaalde maatstaven en daardoor minder op differentiatie van onderwijs, is daar de oorzaak van. Waar in andere landen zittenblijven eerder uitzondering is dan regel, blijft in Nederland bijna de helft van alle leerlingen minimaal één keer zitten op de basis- of middelbare school, zo meldt het rapport van het CPB. In 2012 haalden 73.000 leerlingen hun diploma met daaraan voorafgaand minimaal één jaar vertraging. De directe kosten van het zittenblijven bedragen jaarlijks voor het onderwijs zo’n 500 miljoen. En dan zijn de maatschappelijke kosten nog niet eens meegeteld. Dat zou jaarlijks zelfs op 900 miljoen kunnen uitkomen als je gemiste inkomsten op de arbeidsmarkt bijvoorbeeld berekend.

Waarom zittenblijven?

Hoewel er weinig te zeggen is over wat er zou zijn gebeurd als de leerling wel over zou zijn gegaan en daarnaast de context ook van invloed is, wordt in de vele onderzoeken steeds weer gepleit om zittenblijven niet normaal te vinden en altijd te streven naar oplossingen die dat kunnen voorkomen.

Het is belangrijk daarbij te kijken naar de lange termijn effecten van zittenblijven en niet te ‘vallen’ voor de eerste positieve resultaten. Zoals uit studies blijkt, zijn er op de langere termijn enkel negatieve effecten gevonden. En ook al willen leerkrachten en directies zittenblijven in eerste instantie ook voorkomen, het blijkt binnen het jaarklassensysteem en de daaraan gekoppelde normen en maatstaven toch vaak als onvermijdelijk te worden gezien. De grenzen van het systeem maken het lastig om leerlingen te laten doorstromen, zo is de overtuiging. Grote klassen, complexe leerproblemen en de ontbrekende ruimte voor individuele begeleiding zijn voorbeelden daarvan. En zoals eerder ook al genoemd, leeft de overtuiging dat zittenblijven verder falen kan voorkomen en dat er zo meer ‘tijd’ is voor de leerling om zich te ontwikkelen op een aantal schoolse of psychosociale vaardigheden die ze nog niet voldoende beheersen om het volgende leerjaar succesvol te kunnen aanvangen.

De onderwijsprofessional weet dus wel wat goed is voor de leerling, maar blijft desondanks kiezen voor zittenblijven. Er is zodoende een discrepantie tussen wat we weten dat goed is en dat wat we werkelijk doen.

Wat is de oplossing?

Al sinds de vorige eeuw zijn er scholen waar zittenblijven niet wordt toegepast. Montessorischolen en Vrije scholen zijn daar voorbeelden van. Zij differentiëren al sinds het ontstaan van de onderwijsvorm. Ze volgen de individuele leerling en kijken naar de geboekte leerwinst in een bepaalde periode. Er wordt niet gedacht in termen van maatstaven en leerachterstanden.

Ook nu zijn er op scholen initiatieven gestart waarbinnen zittenblijven vermeden wordt en waar het onderwijs nadrukkelijk gedifferentieerd wordt.

Leon van Gelder

Op de Leon van Gelder in Groningen, zitten leerlingen met verschillende niveaus en achtergronden bij elkaar in een klas. Die groep blijft de totale schoolperiode intact. Op individueel niveau wordt veel aandacht besteed aan de persoonlijke ontwikkeling en het leer- en keuzeproces van de leerling.

Cartesius 2

Ook op het Cartesius 2 kunnen leerlingen niet blijven zitten. Alle vakken, die als interdisciplinaire modules worden aangeboden, staan in verbinding met elkaar: heb je een onvoldoende voor een leerdoel gehaald, dan moet je dit eerst afronden om verder te kunnen. Het kan dus voorkomen dat je vertraging oploopt, maar dit betekent niet dat de leerling een heel schooljaar over moet doen.

Daarnaast zijn er oplossingen waar vooral ingezet wordt op extra individuele begeleiding van leerlingen:

Kansstroom

Op het Bisschoppelijk College Broekhin zetten ze de kansstroom in. De leerlingen gaan wel over, maar krijgen twee uur per week extra begeleiding van leerkrachten die daarvoor vrijgesteld zijn.

Op het Mondriaan College hebben ze een vergelijkbare oplossing, ‘kansenonderwijs’ gericht op het toeleiden naar het juiste niveau dat resulteert in het zo mogelijk eerder, maar vooral beter doorstromen van VMBO naar Havo en zittenblijven voorkomt.

Hyperion

Op het Hyperion in Amsterdam bekijken ze de mogelijkheid of leerlingen vakken kunnen versnellen en zo meer tijd te hebben voor vakken die meer moeite kosten. Ook overwegen ze de overgangsvergadering te vervroegen en daaropvolgend een programma op te stellen dat de leerlingen in de laatste weken kunnen afwerken. Hij pleit voor differentiëren op tempo en niveau zodat net als op het Leon van Gelder zittenblijven niet meer aan de orde is.

Zomerschool

Een ander alternatief is de zomerschool. Een aantal weken aan het eind van het jaar kunnen leerlingen hun kennis bijspijkeren om alsnog over te gaan naar het volgende schooljaar. In plaats van dat er klassikaal wordt lesgegeven, lopen er meerdere leraren rond, die veel individuele aandacht geven. Een leerling laat weten de zomerschool daarom beter te vinden dan gewoon onderwijs. ‘Het waren ook heel goede leraren, ze waren jonger en begrepen ons beter.’

Ook voor leerlingen van basisscholen worden zomerscholen georganiseerd. Om de ‘summergap’ te overbruggen, maar ook om extra kansen en uitdaging te bieden, naast het vaste jaarprogramma op school. Inmiddels zijn er ook initiatieven voor ‘zomerscholen’ in de herfst en de lente.

Wil je meer lezen?

Meer informatie over de resultaten van onderzoek naar zittenblijven in het voortgezet onderwijs en de effecten daarvan, vind je in dit rapport van rapport van OCenW. Over de resultaten van onderzoek naar zittenblijven in het basisonderwijs en de effecten daarvan, gaat dit uitgebreide rapport van Radboud Universiteit Nijmegen.

Ook het NRO deed onderzoek naar de effecten van zittenblijven (en van versnellen)  op de basisschool.
Boeken over alternatieven voor zittenblijven, vind je hier. Informatie over zomerscholen vind je op de website van de VO Raad.

Tot slot

De antwoorden op deze onderwijsvraag zijn tot stand gekomen dankzij input, inzichten en bijdragen van onder andere Hartger Wassink en Gijs Verbeek van het NIVOZ, Tijs van Ruiten (Nationaal Onderwijsmuseum, Dordrecht), Johannes Visser, journalist van De Correspondent, en via de steeds weer zo waardevolle reacties op Twitter, zoals je hier, hier, hier en hier kunt terugvinden.

En Jasper Beckeringh, hartelijk dank voor je bijdrage tijdens de uitzending op BNR Nieuwsradio!

Heb je nog aanvullingen, nieuwe inzichten of (vooral) wetenschappelijk onderzoek of harde data die bovenstaande argumenten verder onderbouwen of juist verwerpen? We horen het graag!
Wil je helpen met de beantwoording van de vragen van de komende weken? Graag! Dat kan via dit formulier. Heb je zelf een onderwijsvraag of wil je mee discussiëren over de Onderwijsvragen? Gebruik de hashtags #onderwijsvraag of #onderwijsvragen op sociale media!

Ben je benieuwd naar de andere #onderwijsvragen? We hebben ze gebundeld op deze pagina!