Het gevaar van sturen op dashboard-resultaten

Is de bedoeling van onderwijs om kinderen te geven wat ze verdienen en nodig hebben — of om de inspectie tevreden te houden? Overal waar ik kom, hoor ik het eerste, maar zie ik vaak het tweede. We sturen op de meetbare resultaten van taal en rekenen, want dát is toch het belangrijkst? Of misschien niet?
Laatst sprak ik twee bestuurders van een stichting die prachtige dingen doen. Echter – zo gaven ze aan – dalen de resultaten op taal en rekenen, ondanks enorme investeringen, NPO-gelden en de inkoop van allerlei programma’s. Ik vroeg: “Zou het kunnen dat de resultaten dalen juist omdát je er zoveel nadruk op legt en daardoor het andere uit het oog verliest?” Het werd stil. Ze keken elkaar aan en zeiden: “Dat zou zomaar eens kunnen.” Dit mechanisme zie ik overal terug: we sturen op wat in ons dashboard staat, maar verliezen de essentie uit het oog.
Dashboardmanagement
In dashboards staan zaken die makkelijk meetbaar zijn, die met een hoog/laag- of goed/fout-score of in een cijfer of getal weer te geven zijn. Terwijl als we kijken naar de ‘leeropbrengsten’ het alleen stukjes taal en rekenen zijn die met gestandaardiseerde toetsen te vangen zijn. Andere onderdelen als sociale cohesie, mondelinge taalvaardigheid, emotionele ontwikkeling, creativiteit, sociale vaardigheden – allemaal eveneens onderdeel van de wettelijke opdracht voor het onderwijs – passen niet in een grafiek. En komen dus niet in het dashboard terecht.
Zo sluipt het gevaar van dashboardmanagement erin: we kijken vooral naar de cijfers die rood kleuren, en sturen daar harder op. Maar de bedoeling van onderwijs is breder dan dat.

De inspectie tevreden houden
De inspectie lijkt vooral te sturen op meetbare resultaten. Scholen die drie jaar achter elkaar laag scoren op de doorstroomtoets (OR1) krijgen het label ‘zwak’, zelfs als andere criteria (inclusief ‘zicht op ontwikkeling’) in orde zijn.
Geen school wil zwak scoren en dus werken teams zich uit de naad om voor een inspectiebezoek de vinkjes goed te krijgen. Soms worden er zelfs speciaal voor het inspectiebezoek bureaus ingehuurd om optimaal voorbereid te zijn. Als dit allemaal achter de rug is, zakt de spanning en is er (bij een positief oordeel) taart.
Maar is dit de bedoeling van onderwijs en wat de inspectie wil?
In gesprekken met de inspectie hoor ik ze stelselmatig zeggen: “Start met je visie – laat zien hoe je die invult en toon aan dat het werkt. Scholen tuigen soms hele circussen voor ons op, maar wij vragen dat helemaal niet!”
Nu is deze uitspraak in mijn ogen wel lastig te verbinden met de vele casussen die mij inmiddels hebben bereikt van scholen die voldoende of goed scoren op kwaliteitszorg, maar op de ‘dashboard’aspecten (OR1) door het ijs zakken. Daar zit een groot pijnpunt voor het gehele onderwijs waar we de komende jaren de nodige dialogen over gevoerd zullen moeten worden en waar we ook echt iets aan moeten doen.
Daarnaast is het ook zaak dat we op de plekken waar we zelf meer invloed kunnen uitoefenen, namelijk in onze eigen scholen en besturen, wel degelijk iets kunnen doen waar het gaat om ‘dashboardmanagement’.

Doe en laat zien wat je belangrijk vindt
Dus, scholen en besturen: draai het eens om. Begin bij je visie – en bij de volledige wettelijke opdracht – en geef daar invulling aan. Werk aan een cultuur waarin die visie niet een mooie slogan is die op de gevel staat of in een strategisch beleidsplan dat diep weggestopt in een la ligt. Bouw een cultuur waarin die visie in alles wat je doet doorleefd wordt en daarmee doorgegeven wordt aan – en door – je collega’s en daarmee aan de kinderen. Zodat deze overal terug te vinden is. En als je dan een inspectiebezoek krijgt, kun je deze beginnen met “Wat fijn dat jullie er zijn. We laten jullie zien wat onze visie is, hoe we die vorm geven en wat dat betekent voor onze leerlingen.”
Ik ken een toffe school – die in mijn ogen hun bedoeling supercongruent doorleeft en voorleeft. Ze zijn echt een ‘voorbeeldschool’ – die zich bij het eerste inspectiebezoek had laten verleiden tot het (op aangeven van het bestuur) inhuren van een adviesbureau om goed voorbereid te zijn op de komst van de inspectie. Tijdens het bezoek lieten ze netjes alle gevraagde documenten met gezette vinkjes zien. Maar ze gingen ook – aldus de directeur – allerlei ‘trucjes’ laten zien die ze hadden geleerd van het adviesbureau. Ze zakten door het ijs.
In de herkansing pakten ze het geheel anders aan: ze namen de inspecteurs helemaal mee in hun visie en lieten gloedvol zien hoe ze die in elke interactie in de praktijk brachten. Met tranen in de ogen en een brok in de keel verliet de inspectie aan het eind van de dag het pand en was de school met vlag en wimpel ‘geslaagd’.
Iedereen houdt elkaar tevreden
Het is natuurlijk makkelijker gezegd dan gedaan. Het is verleidelijk om terug te vallen op ‘meten is weten’ en ‘objectieve data’, want daar worden we tenslotte continu op aangesproken en we willen graag voldoen aan de verwachtingen.
Dit is volledig begrijpelijk – maar het leidt ertoe dat we vooral bezig zijn met elkaar tevreden houden: bestuurders met hun Raad van Toezicht, schoolleiders met hun bestuur, en leraren met hun schoolleider. Iedereen kijkt naar wat er in het dashboard staat, want daar wordt op afgerekend. En daarmee verarmen we ons onderwijs. We verliezen de bedoeling uit het oog.
De echte vraag
Is dit wat we willen? Kunnen we de kwaliteit van onderwijs vangen in dashboards vol grafieken en rode of groene bolletjes? Of wordt het tijd om weer te kijken naar wat er écht toe doet en wat de bedoeling van onderwijs is – ook die aspecten die niet in vinkjes, bolletjes en grafieken te vangen zijn? Zou het kunnen zijn dat, als we de aandacht weer richten op de brede opdracht voor het onderwijs, daarmee de algehele kwaliteit van ons onderwijs toeneemt, inclusief de taal- en rekenvaardigheid?
Laten we het er in ieder geval met elkaar over hebben!
Lees ook deze blogs

Het gevaar van sturen op dashboard-resultaten

Frouke Boel: “EL vormde de bedding voor mijn ontwikkelingsproces als schoolleider”

Wat we zeggen vs. wat we doen
