#Onderwijsvraag 18: Waarom standaard lesmethodes?

Elke twee weken onderzoeken we op BNR, samen met luisteraars en onze volgers, een #Onderwijsvraag. Deze week bespraken we de onderwijsvraag: ‘Waarom standaard lesmethodes?’

Wil je de uitzending terugluisteren, klik dan hier voor de podcast!

waarom standaard lesmethodes

Waarom standaard lesmethodes?

Iedereen kent ze wel, de lesmethodes zoals ‘Veilig leren lezen’ en ‘Getal & Ruimte’. Ze lijken onlosmakelijk verbonden met ons onderwijs. We ontvingen op onze oproepen op Twitter naar de voor- en nadelen en alternatieven van lesmethodes, meer reacties dan bij de andere onderwijsvragen. Ook blijkt het een ‘grote’ vraag te zijn, verschillende antwoorden roepen een nieuwe vraag op. We hebben het gevoel nog (wetenschappelijke) onderbouwing te missen. Wie kan meer zeggen over de vereiste opbouw en kwaliteit van de lesmethodes? Welke rol kan de overheid spelen in het openbreken van de markt van de uitgeverijen en distributeurs? Waarom leggen we een publiek belang in handen van commerciële partijen? We zien je reactie graag tegemoet! Hieronder vind je een eerste verkenning van de historie, voor- en nadelen en de alternatieven.

De wereld in beeld

Al eeuwenlang wordt er gebruik gemaakt van schoolboeken als hulpmiddel om kennis en vaardigheden over te dragen. Op de website van Onderwijserfgoed, dat beheerd wordt door het Onderwijsmuseum, vonden we informatie over de eerste schoolboeken. De naar Nederland uitgeweken Tsjechische pedagoog Jan Amos Comenius (1592-1670) stelde als eerste een schoolboek samen waarmee leerlingen door middel van woord en beeld taal konden leren, ‘Orbis pictus sensualium’ (1658), de wereld in beelden. Met behulp van plaatjes en woorden in de klassieke en de moderne talen, werd de voor kinderogen verwarrende, chaotische wereld geordend en toegelicht. Objecten en situaties uit het dagelijkse leven – zoals de keuken, de kapperszaak, het schoollokaal en de stal – werden duidelijk in woord en beeld voorgesteld.

Geïnspireerd door Comenius ontwikkelden bekende pedagogen zoals Friedrich Fröbel  (1782-1852) en Maria Montessori (1870-1952) allerlei leermiddelen en onderwijsmethodes waarmee kleuters tot op de dag van vandaag bijvoorbeeld leren strikken en vouwen, en waarmee kleuren en vormen herkend kunnen worden.

Veel Nederlandse scholieren hebben leren lezen met het leesplankje ‘aap noot mies’ uit 1910. En ook bij het rekenonderwijs maken onderwijzers al sinds de negentiende eeuw gebruik van leermiddelen en afbeeldingen, zoals breukenborden, breukenappeltjes en ook lesboeken waarin aan de hand van plaatjes de kunst van het cijferen wordt uitgelegd. Leermiddelen en methodes vinden we in uiteenlopende vormen terug in onderwijs. En niet alleen voor de verschillende vakken werden lesboeken geschreven en methodes ontwikkeld, ook de verzuiling zorgde voor de ontwikkeling van leermiddelen. Zo is de katholieke versie van ‘aap noot mies’ het leesplankje met de woorden ‘aap roos zeef’, dat binnen die kringen op scholen werd gebruikt.

Standaardisatie

De onderwijsmethodes zijn al sinds het begin middelen om het onderwijs aan de leerlingen, en lange tijd ook voor de docent, te professionaliseren. Dat brengt een zekere standaardisatie met zich mee dat sinds 1806 werd gekoppeld aan het ‘leerstofjaarklassensysteem’, dat als een efficiënte en effectieve manier werd gezien om het onderwijs is te richten.

En hoewel er al sinds het einde van de negentiende eeuw, begin twintigste eeuw ook tegengeluiden klonken tegen de standaardisatie en daarmee de voorspelbaarheid en eentonigheid van de lessen, is vanaf de jaren ‘70, na invoering van de Mammoetwet, de methodisering steeds meer op gang gekomen, met name in het voortgezet onderwijs. Daar waar lesboeken eerder vooral een overzicht gaven van de benodigde kennis voor een vak, gingen leraren in die tijd zelf methodes maken, in eerste instantie voor hun eigen school. Gaandeweg zijn die methodes, met ondersteuning van uitgeverijen en pedagogische centra, uitgewerkt tot standaardmethodes, die gedeeld konden worden met andere scholen.

De opkomst van uitgeverijen

Met de komst van de basisvorming en de daarmee gepaard gaande vaststelling van kerndoelen en eindtermen, kregen de standaard methodes steeds meer de overhand. Scholen ondervonden problemen bij de vertaalslag van kerndoelen naar de lespraktijk en uitgeverijen speelden daar handig op in. Ze verzekerden een volledige dekking van de kerndoelen en eindtermen en groeiden uit tot experts op het gebied van de ontwikkeling van lesmethodes. Ook nu nog bieden ze de scholen en leerkrachten veel houvast en zekerheid. Daartegenover staan de commerciële belangen van de uitgeverijen en de dominantie van slechts een klein aantal partijen in de markt. Dat bracht stijgende kosten met zich mee.

Wet Gratis Schoolboeken

De invoering van de Wet Gratis Schoolboeken voor het voortgezet onderwijs moest daar in 2008 verandering in aanbrengen en tot een gezondere marktwerking leiden. ´De hoop bestond dat door de scholen duidelijker te positioneren als budgethouder en vrager, de concurrentie aan de aanbodzijde zou worden gestimuleerd, kosten zouden dalen en de kwaliteit zou toenemen´, zo staat beschreven in het rapport naar aanleiding van de evaluatie van de wet in 2015 en 2016.

Scholen zijn door de nieuwe wet weliswaar kostenbewuster geworden en ze voeren vaker een integraal leermiddelenbeleid, waarin de visie op leermiddelen samenhangt met het type onderwijs dat ze willen geven, maar de keuze voor een methode gebeurt voornamelijk op basis van de (gepercipieerde) kwaliteit en de concurrentie tussen het kleine aantal aanbieders is nog altijd beperkt. De traditionele uitgebreide lesmethodes bepalen nog steeds het aanbod van een klein aantal gevestigde uitgeverijen. Daarnaast zijn er twee distributeurs die de markt bepalen als de school ervoor kiest de administratie en organisatie van de inkoop rondom de leermiddelen uit te besteden. Lange contracten en hoge prijzen zijn daarvan het gevolg.

Ondersteuning van het onderwijs

Daartegenover staat dat de distributeurs veel administratieve taken van scholen overnemen. Het scheelt veel zorgen en biedt de school tijd en ruimte voor de organisatie van het onderwijs. Daarnaast zijn de standaard lesmethodes van de bekende uitgeverijen vertrouwd en geven ze houvast aan zowel docent als leerling. Ze bieden een helder overzicht van de lesstof over meerdere jaren, het scheelt ontwikkeltijd en leerkrachten hoeven niet allemaal en telkens het wiel opnieuw uit te vinden.

Ook vergt het maken en ontwikkelen van lesmethodes de nodige expertise, het is een vak apart. Niet alle leerkrachten zijn daarop toegerust. De standaard lesmethodes bieden dan uitkomst en goede methodes bieden tegelijkertijd ook kwaliteit: ze zijn onderbouwd en getest. Het testen van een nieuwe methode doet de uitgever zelf. Ze maken bijvoorbeeld een proefhoofdstuk en vragen een aantal scholen om de lessen in praktijk te brengen. Ze geven vervolgens feedback, waarna we het concept bijgesteld kan worden. Ook houdt de uitgeverij bijvoorbeeld rondetafelgesprekken waar docenten feedback kunnen geven.

Een ander voordeel, zoals hierboven al even genoemd, heeft te maken met het feit dat scholen er zeker van kunnen zijn dat alle kerndoelen van het basisonderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs aan bod komen en dat de methodes aansluiten op de eindtermen die gekoppeld zijn aan centrale toetsen. Scholen sturen veelal op hoge citoscores en slagingspercentages. Met deze prestatiedoelen voor ogen, beloven de uitgebreide en volledige lesmethodes sterke resultaten.

Beklemmend en lineair kader

Maar deze volledige en daardoor veelal uitgebreide lesmethodes zorgen ook voor een hoge werkdruk. Vanwege de verwachting dat ze bijdragen aan goede resultaten en vanwege de strakke planning die de hoeveelheid lesstof met zich meebrengt.

Daarnaast zijn de standaard lesmethodes gericht op de gemiddelde leerling. Ze gaan uit van ‘one size fits all’ en vaak van frontale en klassikale instructie. Weinig flexibel dus, gezien de tijd en de strakke planning, maar ook gezien de inhoud. De lesmethodes bieden weinig ruimte voor extra, aanvullend en actueel lesmateriaal. Bovendien is er voor differentiatie niet veel ruimte, waardoor weinig ingespeeld kan worden op de behoefte van de individuele leerling en op individuele leerplannen. En hoewel er soms ook onderscheid gemaakt wordt tussen de bovengemiddelde, gemiddelde en benedengemiddelde leerling, zoals de leerlijnen ‘zon’, ‘maan’ en ‘ster’ van de methode Veilig Leren Lezen, sluit dit onderscheid aan bij de eindtermen en corresponderen ze met de verschillende niveaus van Cito, gebaseerd op de zogenaamde cesuren, of standaarden daarbinnen.

De methodes kunnen dus ook een beklemmend en lineair kader vormen.

Commerciële doeleinden

Omdat de standaard lesmethodes vaak zo uitgebreid en volledig zijn, is de prijs ervan ook hoog. Dat brengt met zich mee dat leerkrachten zich ‘verplicht’ voelen om de lesmethodes ook te gebruiken. Vanwege de kostprijs is het niet te verantwoorden om lesmethodes maar deels toe te passen en deze lessen aan te vullen met eigen of andere materialen. Tussentijds overstappen naar een andere methode is ook al kostbaar en levert bovendien een boete op. Dat weerhoudt veel scholen ervan om hun onderwijs tussentijds aan te passen.

En hoewel er in sommige gevallen sterk wordt geloofd in deze methodes – het zou de enige weg zijn naar succes, naar goede resultaten – zijn er meer en meer scholen die willen overstappen naar bijvoorbeeld de zogenaamde ‘slanke’ methodes. Methodes die wel voldoende richting en houvast bieden maar daarnaast alle ruimte laten voor leerkrachten om de lessen een eigen invulling te geven.

Wat houdt de scholen dan toch tegen? Enerzijds de gevoelde druk om te presteren: te voldoen aan de hoge slagingspercentages waar ze op worden afgerekend, maar anderzijds vanwege het systeem waarin ze zitten: uitgeverijen die vasthouden aan de volledige en uitgebreide methodes vanwege de geïnvesteerde inhoudelijke expertise en de verwachte gebruikelijke inkomsten die daaraan gekoppeld zijn.

De expertise, de gewenning en de scherpe afstemming op het budget van scholen, biedt de uitgeverijen een solide positie en het weerhoudt nieuwkomers ervan de markt te betreden, tenzij ze actief zijn op het vlak van (aanvullende) digitale content en adaptieve leersystemen.

Ook het geringe aantal distributeurs – er zijn er momenteel drie, waarvan twee duidelijk de grootste zijn – draagt bij aan een oligopolistische markt, waarbij stijgende kosten, lange contracten van zo’n zes jaar en koppel-verkopen tussen papieren lesboeken en bijvoorbeeld aanvullend digitaal materiaal, als nadelen worden genoemd.

Beweging

Toch is er beweging. Er ontstaan meer en meer uitgeverijen die andere en slankere methodes ontwikkelen. Daarnaast zijn er voor leerkrachten steeds meer mogelijkheden om hun eigen lessen invulling te geven. Ondersteunende ict-oplossingen bijvoorbeeld, maar ook samenwerking tussen leerkrachten die hun lessen en ervaringen delen op een gezamenlijk platform.

En ook de gevestigde uitgeverijen en distributeurs kijken naar mogelijkheden om tegemoet te komen aan de wensen van scholen. Ze ontwikkelen andere, bijvoorbeeld digitale methodes, maar bieden soms ook kortere contracten aan. Daarnaast kijken deze partijen naar mogelijkheden om abonnementen in te zetten, vergelijkbaar met Spotify of Blendle.

waarom standaard lesmethodes

Effectiviteit van lesmethodes

Deze ontwikkeling geeft leerkrachten de mogelijkheid hun eigen verhaal te vertellen, eigen lessen samen te stellen en in te spelen op de individuele behoefte van leerlingen, in te spelen op de actualiteit en zo een veel creatiever leerproces te creëren dat zowel de leerkracht als de leerling stimuleert en motiveert.

Het is immers niet de lesmethode zelf die het effect bepaalt, hoewel dat in het geval van het Bridge-initiatief, waarbij het script van elke les tot op de minuut is voorgeschreven, wel de opzet is. Als we naar Dreamschool kijken – een ander uiterste – dan zien we het belang van ruimte, van creativiteit en flexibiliteit. De effectiviteit van de lesmethodes ligt uiteindelijk voor een belangrijk deel in handen van de leerkracht, in de wijze waarop hij het leerproces begeleidt en de lesmethode daarbij inzet. Hoe hij differentieert en een relatie opbouwt met zijn leerlingen.

Een mix van lessen

De zogenaamde slanke lesmethodes van bijvoorbeeld BasisAcademie, geven voldoende richting aan de leerlijnen en daarnaast ruimte om dit aan te vullen met eigen lesmateriaal. Het Tabor College in Hoorn gebruikt modules van hun lesmethode voor Nederlands en ontwikkelen daarnaast lessen met behulp van de online tool LessonUp in het kader van het leerlab Digitale didactiek van Leerling2020. Zo ontstaat een mix van lessen. Enerzijds biedt de lesmethode houvast, anderzijds biedt het de mogelijkheid er een eigen wending aan te geven.

Modules, platforms & andere methodes

Het online leermateriaal van VO-content biedt ook een alternatief voor de standaard lesmethodes. De Stercollecties zijn opgebouwd uit bouwstenen die de leerkracht naar wens kan inzetten. Ook Capisj biedt de mogelijkheid om eigen lesmateriaal modulair in te richten. Uitgeverijen gebruiken deze tool daar nu ook voor. En ook Elerna en Muiswerk bieden flexibel lesmateriaal en de mogelijkheid te differentiëren.

Via diverse platforms, naast LessonUp, kun je lesmateriaal ontwikkelen en delen. Schoolrijk is daarvan een voorbeeld, evenals Wikiwijs en Klascement en de initiatieven van leerkrachten onderling om lesmateriaal dat zelf ontwikkeld wordt te delen via de groepen Leraar Nederlands en Actief leren zonder cijfers.

waarom standaard lesmethodes

 

Een aantal voorbeelden van alternatieve lesmethodes die gebruik maken van bijvoorbeeld storytelling en gamification zijn BruutTAAL, Plot26 van Blinck en de methodes van Exova, zoals T- World dat een structuur biedt en het mogelijk maakt samen met de kinderen inhoud, uitwerking en opbouw te bepalen.

Wil je meer lezen?

Veel informatie over de inrichting en de effecten van de Wet Gratis Schoolboeken vind je in het rapport ‘Gratis maakt nog niet goed(koop)’, waarin de bevindingen van het onderzoek van Oberon en SEO Economisch Onderzoek uit 2015/ 2016 vermeld staan. Dat onderzoek werd gedaan om de werking van de wet te evalueren. Over de geschiedenis van de basisvorming, lees je in het rapport ‘Agenda voor de herijking van de basisvorming’ van de Onderwijsraad uit 2000.

Op de website van SLO, het nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling, vind je uitgebreide informatie over de kerndoelen in het basisonderwijs en de uitwerking ervan, en over de kerndoelen en eindtermen in het voortgezet onderwijs en daarmee samenhangend het ‘Leerplan in Beeld’ dat ondersteunt bij het controleren en ontwerpen van een eigen onderwijsprogramma.

Tot slot

Deze onderwijsvraag is tot stand gekomen dankzij de waardevolle input, inzichten en bijdragen van Janneke Plaisier van LessonUp die ook tijdens de uitzending aanwezig was, Hartger Wassink van het NIVOZ, Alderik Visser, Pieter Leenheer en vele anderen via Twitter, zoals je hierhier & hier kunt terugvinden. (Een overzicht van alle tweets vind je hier.)

Heb je nog aanvullingen, nieuwe inzichten of (vooral) wetenschappelijk onderzoek of harde data die bovenstaande argumenten verder onderbouwen of juist verwerpen? We horen het graag!
Heb je zelf een onderwijsvraag of wil je mee discussiëren over de Onderwijsvragen? Gebruik de hashtags #onderwijsvraag of #onderwijsvragen op sociale media!

Ben je benieuwd naar de andere #onderwijsvragen? We hebben ze gebundeld op deze pagina!