#Onderwijsvraag 8: Waarom een splitsing tussen basis en voortgezet onderwijs?

Elke twee weken onderzoeken we op BNR, samen met luisteraars en onze volgers, een #Onderwijsvraag. Deze week bespraken we de vraag ‘Waarom is er een scheiding tussen basis en voortgezet onderwijs?’ Hieronder vind je een eerste verkenning van de historie, de voordelen, nadelen en alternatieven.

Wil je de uitzending terugluisteren, klik dan hier voor de podcast!

Autumn-de-Wilde-Coloured-Boxes-Yellowtrace-11

 

Waarom is er een splitsing tussen basis en voortgezet onderwijs?

We weten niet beter: je gaat naar de basisschool als kind waar je een brede ontwikkeling krijgt. Daarna stap je over naar het voortgezet onderwijs waar je specifieker aan de slag gaat. Vaak stap je in op een door je eindtoets bepaald onderwijsniveau en vanaf je twaalfde ligt je onderwijscarrière daarmee eigenlijk al vast. Maar hoe is het zo gekomen? Is het nog logisch, vandaag de dag? Wat zijn de voordelen, de nadelen, en zijn er alternatieven?

De historie

Al sinds de oudheid zijn er basisscholen, voor de brede algemene ontwikkeling. Bij de Grieken en Romeinen waren er daarnaast ‘salons’ waar je je verder kon ontwikkelen. Ook waren er universiteiten waar je echt specifiek in de leer ging over een onderwerp. Rond de 1e eeuw na Christus ontstond er een behoefte aan een soort ‘tussenschool’, wat de Latijnse school werd. Hier werd voornamelijk Latijn geleerd, wat van belang was bij het doorstuderen voor de universiteit of kerk. De Latijnse school was vóór de 19e eeuw een in heel Europa wijd verspreid schooltype. Rond de 18e eeuw begon de Latijnse school wat minder populair te worden en ontstonden er tevens gymnasia. Het Latijn was bij dat schooltype nog altijd het belangrijkste vak, maar er werd aanzienlijk meer tijd uitgetrokken voor de moderne talen en wiskunde en natuurwetenschappen.

Hogere Burgerschool
In 1863 kwam de voor ons wat meer bekende Hogere Burgerschool (HBS) om de hoek kijken door de Wet op Middelbaar Onderwijs van Thorbecke. De Latijnse school was hiermee vrijwel aan zijn einde. Deze nieuwe opleiding was bestemd voor het deel van de bevolking dat geen wetenschappelijke opleiding wilde volgen, maar wel belangstelling had voor een brede algemene ontwikkeling en maatschappelijk nuttige kennis die ze konden toepassen in bijvoorbeeld de handel en industrie. Om toe te treden tot de HBS moesten leerlingen van de lagere school een toelatingsexamen doen. Hiermee werd het kaf van het koren gescheiden. Een korte periode zijn deze toelatingsexamens afgeschaft geweest, maar door veel reuring van leraren dat ze opeens minder begaafde leerlingen in de klas hadden zijn deze toelatingsexamens weer ingevoerd.

Mammoetwet
Honderd jaar later, in 1963, trad de Mammoetwet in werking om een betere doorstroming in het onderwijs mogelijk te maken omdat veel talent onbenut bleef. Deze Wet op Voortgezet Onderwijs (WVO) verving veel bestaande wetten en zorgde voor de inrichting van het voortgezet onderwijs zoals we het nu kennen, met onder andere het onderscheid in vmbo (mavo), havo en vwo. De verschillende onderwijstypen werden gehuisvest in scholengemeenschappen. Om het onderwijsideaal te realiseren dat elke leerling een zelfde basis kreeg, werd een overbruggingsperiode ingevoerd, die brugklas genoemd werd. Daar kon de leerling wennen aan een nieuwe omgeving en vervolgens doorstromen naar het meest geschikte onderwijs. Daarnaast werd het mogelijk om door te stromen naar andere opleidingen om een eventuele misstap bij de keus van een opleiding te kunnen rechtzetten.

De Mammoetwet zorgde ervoor dat leerlingen beter konden doorstromen en meer keuzevrijheid hadden. Ook zou het de sociale ongelijkheid verminderen, maar op dat punt was er kritiek. Nog steeds zouden kinderen uit arbeidersmilieus niet genoeg kansen krijgen om toegelaten te worden tot de hogere niveaus van het voortgezet onderwijs:  het beroepsonderwijs was te veel afgescheiden van het algemeen vormende onderwijs, oftewel mavo, havo of vwo. Pas in de jaren zeventig kreeg de sociale ongelijkheid meer aandacht. Er werd in die tijd een felle discussie gevoerd om een vierjarige middenschool in te voeren om de gelijke kansen te bevorderen. Uiteindelijk zijn deze middenscholen na een paar proeven niet doorgegaan.

de plannen van Jos Kemenade

Doorlopende leerlijn
Ook de Wet op basisvorming is begin jaren ‘90 een maatregel geweest om, hoewel op verschillende niveaus, het basisonderwijs voor iedereen gelijk te maken. En hoewel het onderscheid tussen basisonderwijs en voortgezet onderwijs door de jaren heen dus steeds minder groot werd, is er nog altijd een duidelijke splitsing tussen de twee vormen van onderwijs. Tegenwoordig zijn we gewend dat kinderen rond hun twaalfde jaar starten met voortgezet onderwijs en het basisonderwijs afsluiten met een standaard eindtoets op basis waarvan ze geselecteerd en ingedeeld worden op een bepaald niveau. Interessant overigens om nader onderzoek te doen naar de vraag waarom we een standaard eindtoets gebruiken als onderbouwing van deze selectie.

De huidige ontwikkelingen laten zien dat er meer en meer belangstelling is voor een doorlopende leerlijn waarbij de scheiding tussen basisonderwijs en voortgezet onderwijs nog minder strikt is. Ook laait de discussie weer op over een vorm van middenschool om zo de stap tussen basisonderwijs en voortgezet onderwijs te kunnen overbruggen. De overgang is daarmee minder groot, leerlingen kunnen langere tijd een doorlopende leerlijn volgen en kunnen de keuze voor passend vervolgonderwijs uitstellen.

Was het idee van een middenschool dan niet zo gek? Waarom houden we vast aan de scheiding tussen basisonderwijs en voortgezet onderwijs? En waarom is die splitsing op twaalfjarige leeftijd?

Wat zijn de voordelen?

Basisonderwijs bevordert de brede vorming van kinderen. Het onderwijs richt zich op de emotionele en verstandelijke ontwikkeling, op de ontwikkeling van de creativiteit en het verwerven van sociale, culturele en lichamelijke vaardigheden. Alle kinderen krijgen daarmee een gelijke basis en worden zo voorbereid op een vervolg in het voortgezet onderwijs.

Het voortgezet onderwijs bereidt leerlingen voor op het middelbaar beroepsonderwijs, het hoger (beroeps)onderwijs, een wetenschappelijke studie of op een plek in de arbeidsmarkt. Leerlingen krijgen in de onderbouw een brede scholing. In de bovenbouw kiezen ze een profiel. De middelbare school is daarvoor vaak op een heel andere manier vormgegeven dan de basisschool, met gescheiden vakken en verschillende leraren. Een praktische inrichting om leerlingen in groepen op hetzelfde niveau van dezelfde soort informatie te voorzien.

De duidelijke splitsing tussen basis en voortgezet onderwijs wordt ook gezien als een belangrijk overgangsmoment in ons leven. Het blijkt dat voor veel mensen de overstap naar de middelbare school voelt als een belangrijke  volgende stap naar volwassenheid. Je sluit een periode af en begint je nieuwe school met een schone lei. Een frisse start.

Wat zijn de nadelen?

Maar daar waar deze stap naar het voortgezet onderwijs voor velen een belangrijk en mooi overgangsmoment is, kan het voor sommigen ook te vroeg zijn om die stap al op twaalfjarige leeftijd te maken.

Ontwikkeling van de hersenen
Zo stelt Jelle Jolles, hoogleraar neuropsychologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, dat de eindtoetsen van de Nederlandse basisscholen, op basis waarvan de keuze voor het voortgezet onderwijs gemaakt wordt, veel belang hechten aan logisch denken. De toets veronderstelt dat kinderen aan het einde van de basisschool al goed logisch kunnen denken, maar de hersenfunctie die bij logisch denken wordt ingezet, blijft zich ontwikkelen en is ook rond het veertiende jaar nog niet volgroeid. Vroege selectie is dus niet verstandig. Twaalf jaar is simpelweg te vroeg om de capaciteiten van kinderen te bepalen. De maatschappij mist daardoor talentvolle kinderen waarbij de hersenen wat later tot rijping komen.

Marilse Eerkens vraagt zich in haar artikel op de Correspondent ook af hoe we kunnen weten welk niveau een twaalfjarige heeft en verwijst daarbij ook naar het feit dat uit onderzoek blijkt dat het kinderbrein nog veel langer doorontwikkeld. “De kans is dus aanwezig dat de aspirant-profvoetballers uit de klas van mijn zoon in een totaal andere ontwikkelingsfase verkeren dan Brechtje die advocaat wil worden. Maar ze worden wél met hetzelfde meetinstrument beoordeeld.”

Kansenongelijkheid
Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat onze huidige vroege selectie ook de kans op ongelijkheid vergroot. Kinderen met bepaalde achtergronden krijgen duidelijk minder kansen. Bij ruim dertig procent van de leerlingen komt het onderwijsniveau op de middelbare school niet overeen met het basisschooladvies, zo blijkt uit onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen. Vooral bij kinderen van lager opgeleide ouders, met een niet-westerse achtergrond en bij jongens is dat het geval. Johannes Visser schreef voor De Correspondent een interessant artikel over de 150.000 laatbloeiers die lager worden ingeschat en waardoor veel talent onbenut blijft.

Wat zijn alternatieven?

Er bestaan diverse alternatieven om ruimte te creëren voor de individuele ontwikkeling van leerlingen en voor een doorlopende leerlijn zodat de keuze voor een passende richting in het voortgezet onderwijs op een later moment kan plaatsvinden.

De terugkeer van de middenschool
De Leon van Gelder in Groningen heeft als laatste ‘echte’ middenschool de tand des tijds doorstaan. Leerlingen met een vmbo-, havo- of vwo-advies zitten hier vier jaar lang in dezelfde klas. Ze geloven op het Leon van Gelder niet in hokjes, cijfers, zittenblijven of vaste leercurves. Rector Hiltje Rookmaker: ‘Sommige kinderen zien na de basisschool het licht, anderen blijven de eerste jaren hangen. Bij ons heeft dat geen consequenties voor laatbloeiers: ze hebben hier tijd zat.’

Er ontstaan meer en meer initiatieven voor ‘tieneronderwijs’.
Het Tienercollege in Gorinchem biedt een programma voor leerlingen van 10 tot 14 jaar, een mengeling van groep 7 en 8 van de basisschool en groep 1 en 2 van de middelbare school. De keuze voor het vervolg in het voortgezet onderwijs wordt hiermee uitgesteld. De leerlingen volgen tot en met klas 2 een krachtig programma om talenten te ontplooien en alle vakgebieden op een passend niveau te volgen en stromen daarna in klas drie van het voortgezet onderwijs in. Ook biedt de school een Junior College aan, voor leerlingen van 4 tot 10 jaar en onderzoeken ze momenteel om wat de mogelijkheden zijn om een leerlijn voor de leeftijd van 2 tot 18 jaar te realiseren. Mariska van Wijngaarden was tijdens de uitzending op BNR Nieuwsradio te gast om een toelichting te geven op het waarom en waartoe van de vorm van ‘middenschool’. Lees ook in dit artikel over het concept van het Tienercollege.

Een andere school die ‘eigenwijs onderwijs’ biedt aan leerlingen van 10 tot 14 jaar is De Leeronderneming, waar je samen leert door te doen.

De Nationale Denktank deed eind 2015 een voorstel om een Brede Brugklas in te voeren, waar nog geen scheiding tussen vmbo, havo en vwo wordt toegepast. Een voorbeeld van een school die dat in praktijk brengt is de Open Schoolgemeenschap Bijlmer waar de leerlingen een aantal jaar de mogelijkheid hebben te laten zien wat ze kunnen.

De ontwikkeling van het kind als uitgangspunt
De vrijeschool is een schoolvorm gebaseerd op de antroposofie. Het antroposofisch mensbeeld gaat uit van ontwikkelingsfasen van steeds 7 jaar. Het onderwijs sluit dan ook aan bij de ontwikkeling die de kinderen in de desbetreffende fases doormaken. De vrijescholen werken daardoor ook vaak met doorlopende leerlijnen in een 14-jarig leerplan, waarbinnen de eerste twee fases vallen. Een uitgebreidere en praktische beschrijving hiervan vind je bijvoorbeeld op de website van de Vrije School Den Haag.

Ook zijn er scholen die het liefst een volledig doorlopende leerlijn hebben, zoals de integrale kindcentra en democratische scholen. Hierbij zou de scheiding tussen basisschool en middelbare school helemaal weggevallen. Daarnaast richten veel initiatieven voor nieuwe scholen zich op kinderen tussen de leeftijd van 2-18 jaar of soms zelfs 0-20 jaar om zo beter in te kunnen spelen op de individuele ontwikkeling van de leerlingen.

Internationale alternatieven
Binnen het internationale onderwijs bestaat de middenschool zoals die in de jaren 70 bediscussieerd werd. Het Middle Years Programme, voor studenten van 11 tot 16 jaar, biedt een academische uitdaging die leerlingen aanmoedigt om de samenhang tussen de traditionele onderwerpen en de echte wereld te begrijpen en te waarderen waardoor ze kunnen uitgroeien tot kritische en reflectieve denkers.

Een andere internationale oplossing is de comprehensive school, te vinden in Finland, Zweden, Engeland en Schotland. De comprehensive school selecteert niet vooraf op niveaus of behaalde resultaten, maar biedt een heel breed, gezamenlijk curriculum. Finland kent de meest vergaande vorm van de comprehensive school: tot 16 jaar volgen leerlingen in heterogene groepen een breed gemeenschappelijk curriculum met daarin aandacht voor zowel theoretische als beroepsgerelateerde vorming.

Wil je meer lezen?

Henk ter Haar stelde onlangs op Twitter de vraag aan zijn volgers hoe zij denken over de middenschool. De reacties vind je hier terug, waaronder een analyse van de discussie over de middenschool in Nederland werd gedeeld.

SLO deed onderzoek naar een alternatief model voor langer gemeenschappelijk onderwijs om de kansenongelijkheid tegen te gaan. Meer over de kansenongelijkheid kun je teruglezen in de Staat van het onderwijs.

Ander onderzoek naar de kenmerken van de middenschool die zouden kunnen helpen het zogenaamde Pygmalion effect te verminderen, is van Martijn van Schaik en Remy Wilshaus.

Meer over het politieke debat over de middenschool in de jaren ‘70 vind je terug in het artikel ‘Tussen Mammoetwet en Basisvorming

Tot slot

De antwoorden op deze onderwijsvraag zijn tot stand gekomen dankzij input, inzichten en bijdragen via de vele reacties op Twitter, zoals je hierhierhier & hier kunt terugvinden. Lees de berichten nog eens terug, er worden veel interessante ideeën en perspectieven gedeeld.
We willen Mariska van Wijngaarden van het Tienercollege hartelijk danken voor haar waardevolle bijdrage tijdens de uitzending.

Heb je nog aanvullingen, nieuwe inzichten of (vooral) wetenschappelijk onderzoek of data die bovenstaande argumenten wel of niet verder onderbouwen? We horen het graag!

Heb je zelf een onderwijsvraag of wil je mee discussiëren over de Onderwijsvragen? Gebruik de hashtags #onderwijsvraag of #onderwijsvragen op sociale media!

Ben je benieuwd naar de andere #onderwijsvragen? We hebben ze gebundeld op deze pagina!