Inspecteurs over het leervak ‘schrijven’ in 1947

Waarom leren we kinderen verbonden schrift? Waarom moeten ze aan elkaar leren schrijven? We onderzochten de geschiedenis ervan en ontvingen van Evelien Evenhuis, werkzaam bij de onderwijsinspectie, een aantal citaten uit het onderwijsverslag van 1947.

Al in dat jaar waren er scholen die overstapten van verbonden schrift naar blokschrift. Uit het onderwijsverslag van dat jaar wordt duidelijk dat diverse inspecteurs daar hun vraagtekens bij zetten, zo blijkt uit de diverse passages met citaten van inspecteurs over de opkomst van het blokschrift. Ze gaven aan dat het blokschrift duidelijker was en over het algemeen een veel netter schrift is, maar dat het ten koste ging van het tempo dat belangrijk geacht werd voor het voortgezet onderwijs en dat het karakter van het schrift daarmee verloren zou gaan.

Deze bijzondere en interessante citaten vonden we terug in het onderwijsverslag:

p. 350 e.v.
SCHRIJVEN

De inspecteur van ‘s-Hertogenbosch schrijft over dit leervak:

“De strijd tussen schuin-lopend en recht schrift wordt op aarzelende wijze uitgestreden binnen de schoolstellingen. Grote onderwijsgevende congregaties hebben op hun scholen het rechte schrift ingevoerd, zeer ten voordele van de duidelijkheid, niet van de snelheid. Een vraag rijst bij de beoordeling van een keuze tussen recht en schuin schrift in dezen: hoe schrijven deze kinderen later, na de puberteit, wanneer ze dus het persoonlijk element in hun schrift invoeren of wanneer ze door de traditionele in de maatschappij gangbare methode in hun praktische keuze worden beïnvloed?”

De inspecteur van Arnhem schrijft:

,,Dit vak heeft allerwegen de belangstelling. Bijna 20 % der scholen gebruikt het blokschrift van Schaley, ongeveer 30 % dat van Tazelaar en Mathijse, terwijl 50 % nog het vroegere schuinschrift toepast.

Algemeen is men van oordeel dat de eerste twee genoemde methoden van schrijven niet wenselijk zijn voor de opleidingsscholen, daar zij die verder studeren, met dit schrift het tempo niet kunnen volgen. Met de beide eerste soorten van methoden wordt doorgaans een prettig en duidelijk schrift verkregen.”

En de inspecteur van Nijmegen:

“Bij het schrijfonderwijs wordt nog te veel geëxperimenteerd. Schuinschrift, staand schrift, verbonden of niet verbonden blok- of koordschrift worden op diverse scholen aangetroffen. Ik moet toegeven dat het verbonden koordschrift dikwijls keurige resultaten oplevert. Sommige schriften lijken wel gedrukt, doch het tempo is doorgaans te langzaam en daarvan ondervinden de leerlingen die naar het voortgezet onderwijs gaan, dikwijls de nodige hinder. Ook het karakter van het schrift gaat bij de staande lettervorm verloren. Zouden de resultaten van het lopende schrift niet minstens even goed zijn als daaraan dezelfde moeite en zorg werden besteed als aan het koord- en blokschrift? Met weemoed kunnen wij terugdenken aan de mooie schrijfhand van de ouderwetse schoolmeester. Dikwijls vraag ik mij af: kunnen de onderwijzers zèlf nog wel schrijven en wordt daaraan bij de opleiding wel de nodige zorg besteed?”

p. 434 e.v.

Het schijnt dat het lopend schrift langzamerhand vervangen wordt door het blokschrift en het koordschrift. De inspecteur in de inspectie Middelburg schrijft daarover in zijn verslag:

,,De vraag is thans aan de orde welk schrift voor de lagere school aanbeveling verdient: schuin-, koord- of blokschrift. Blijkbaar zijn enkele leerkrachten van mening dat zij niet met hun tijd meegaan zolang zij het “ouderwetse” schuinschrift nog laten schrijven. Het gevolg hiervan is dat men in een enkele school een omzwaai waarneemt die – indien niet op verstandige wijze opgevangen – heilloze gevolgen kan meebrengen. Een uiterste trof ik aan in een school waar in eenzelfde cahier drie soorten schrift voorkwamen met het gevolg dat alle systeem zoekgeraakt was. Het behoeft wel geen betoog dat het die richting zeker niet uit moet.

In mijn gesprekken met de betreffende leerkrachten heb ik er met klem op gewezen dat geen enkele arbeid (dus ook geen schoolarbeid) kan slagen zonder er systeem in te brengen, dat een man zonder systeem gelijkt op een schip zonder roer, enz. Niet alleen bleek mij in de gesignaleerde gevallen dat de kwaliteit van het schrijven geleden had, doch vooral ook dat de leerlingen, die hier als proefkonijntjes werden gebruikt, bij het schrijven alle tempo hadden verloren. Dit had tot gevolg dat er in enkele klassen veel langzamer werd gewerkt dan onder ongewijzigde omstandigheden het geval zou zijn geweest. Gezien de achterstand die het onderwijs heeft geboekt, is dit tijdverlies m. i. niet verantwoord.

Het is hier allerminst de plaats om te trachten de merites der verschillende schriftsoorten na te gaan. Dat men voor de laagste klassen een eenvoudig soort blokschrift prefereert met het oog op de binding der vakken lezen en schrijven, is m. i. een deugdelijk motief, doch de bewering dat het schuinschrift type Hoogenboom en Moerman in de aanvangsklasse “zo’n geknoei” is, zou ik niet gaarne onderschrijven.

Ik zou hiermede in ieder geval tekort doen aan de fraaie resultaten die een aantal onderwijzeressen op dit gebied in de aanvangsklasse bereiken. Het geldt hier bovendien leerkrachten die aan twee of drie klassen tegelijk onderwijs geven en dus geen gelegenheid hebben om voortdurend te surveilleren.

Blokschrift enz. is derhalve niet noodwendig beter, duidelijker of sierlijker. Deze bewering is m.i. Te apodictisch. In ieder geval moet er de beperking aan toegevoegd worden die voor alle methoden geldt, nl. de toewijding van degene die de methode hanteert.”

De inspecteur in de inspectie Gouda rapporteert:

“De invoering van blok- en koordschrift neemt hand over hand toe. Op ongeveer 40 % van de scholen in de inspectie Gouda wordt dit schrift onderwezen. De meeste scholen maken hierbij gebruik van de methode van Schalij (verbonden blokschrift), ongeveer 70 %; 15 % gebruikt de methode Tazelaar-Matthijsse (verbonden koordschrift) en 15 % lopend blokschrift van Binsbergen.

Toch zijn de meningen, ook van hen die blok- of koordschrift toepassen, nog zeer uiteenlopend. De meerderheid komt echter tot de volgende conclusie: ,,duidelijker, netter werk, iets langzamer dan het schuinschrift; minder taalfouten in de lagere leerjaren; slechte schrijvers met schuinschrift schrijven met blokschrift beter.

Verschillende scholen passen het alleen toe in de hoogste leerjaren en vinden het speciaal van belang voor het invullen van formulieren. Andere scholen daarentegen geven het alleen in de laagste drie klassen, maar vinden het met het oog op het tempo van belang ook het schuinschrift aan te leren, speciaal voor de leerlingen die naar uloschool, hbs enz. gaan. Zij vinden de beste oplossing: het ene doen en het andere niet laten.

Ik ben van mening dat dit schrift inderdaad iets langzamer is dan het schuinschrift, hoewel er onderzoekingen hebben plaats gevonden waaruit het tegendeel zou blijken. De ervaring in de inspectie Gouda wijst echter uit dat het iets langzamer is.”

Wil je meer lezen over de verschillende #onderwijsvragen, kijk dan op deze pagina voor een overzicht!